Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Romaanse bouwkunst (kerkgebouwen interieur).

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

de Romaanse kerkgebouwen;
de voornaamste onderdelen van het grondplan;

de opbouw van deze kerken;

zuilen;
steunpilaren;
triforium;

schilderkunst;

 

bron leidraad tekst en afbeeldingen:    De ontwikkeling der bouwkunst - deel 2 (door prof. K.O. Hartman) 1924
  Geschiedenis der bouwkunst (Sutterland-Pontier 1975)
  Romaans Nederland (Architectura & Natura Pers 1994)


 

De Romaanse kerkgebouwen:

Het Romaanse grondplan komt overeen met dat van de vroeg-christelijke basiliek.
Dit is begrijpelijk,
omdat de kerk in West-Europa de liturgie der vroeg-christelijke kerk ongewijzigd overnam.

De bouwrichting van de kerken gebaseerd op bijbels-symbolische gronden is, zoals toen gebruikelijk, van het westen naar het oosten.
(Dit is de zogenaamde Heilige Linie. Jezus hangend aan het kruis, zou in westelijke richting hebben gekeken. De hoofd- en zijaltaren bevinden zich dan ook aan de oostzijde.)


 

 

Hoewel het Romaanse plattegrond in het algemeen een axiale vorm vertoont waren er ook uitzonderingen, zoals b.v. de plattegrond van S.Front te Périgueux.

 

klik hier om naar boven te gaan


 

De voornaamste onderdelen van het grondplan:


 
Crypte:
Een crypte is een ondergrondse kapel, grafruimte of ruimte waar relikwieën van vereerde personen worden bewaard.
Het uit het Grieks afgeleide woord "crypte" betekent "verborgen". Let op!
Met ondergronds wordt niet het omringende maaiveld bedoeld, maar de vloer van het hoogkoor die weer hoger dan de vloer van de kerk zelf is gelegen en deze vloer ligt meestal vrij hoog boven het oorspronkelijke maaiveld omdat de kerk een gebouw met status was.
Een crypt werd dus net als een kelder afhankelijk van de aanwezige ondergrond boven het gemiddelde grondwaterpeil geplaatst.

Zie als voorbeeld de daglichtopeningen van de Pieterskerk crypte.
In Nederland bevinden zich de bekendste crypten in de Sint-Servaasbasiliek en de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek in Maastricht,
in de Abdijkerk Rolduc,
de Sint-Pancratiuskerk in Heerlen,
de stiftskerk van Thorn,
de Pieterskerk te Utrecht
en de Lebuïnuskerk in Deventer.

Bij de groep kerken die in de elfde eeuw onder bisschop Bernold tot stand kwam, vormt de crypte onder het hoogkoor een belangrijk bouwdeel van het kerkgebouw. Dat komt tot uitdrukking in de rijke bewerking van de zuilschachten en hun teerlingkapitelen.
Alleen de crypten van de Pieterskerk te Utrecht en de Lebuïnuskerk te Deventer bleven hier bewaard
De zuilschachten vertonen spiraal- en zigzagmotieven en geschubde ringen.
Ook de Janskerk in Utrecht had oorspronkelijk een crypt, maar die werd na een grote brand in de dertiende eeuw dichtgestort.


klik hier om naar boven te gaan


 

De opbouw van deze kerken:

Zoals in de plattegronden van het Romaans kerkgebouw een zekere ontwikkeling valt waar te nemen, zo is ook in de opbouw deze ontwikkeling op te merken.

zie extra   HTS aantekeningen (1980) met betrekking tot de stabiliteit.

De Romaanse ton- en kruisgewelven hebben, zoals hiervoor reeds is gezegd, dezelfde grondvorm als de voorafgaande Romeinse gewelven. Beide gaan in beginsel uit van halve cirkels en delen van cilinders. Maar de constructie is geheel verschillend.
De Romeinen hebben hun gewelven gestort van beton, verdeeld met bogen van gebakken steen en tijdens het storten ondersteund met doorgaande houten bekistingen.
zie   het subonderwerp "Het constructiesysteem" van het onderwerp "Romeinse bouwkunst" behorende bij dit onderdeel.
De Romaanse gewelven werden met de hand gemetseld waarbij slechts enkele houten schenkels wat steun gaven. Door deze techniek steeds verder te verbeteren konden ten slotte zeer lichte gewelven worden gemaakt. Veel lichter, dan de massieve Romeinse constructies.

Hoewel een aantal eeuwen later
zie   voor het onderwerp gewelfbouw algemeen de "Handleiding tot de Burgerlijke Bouwkunde (uit 1837)" behorende het onderdeel "constructietechniek - algemeen".

noot!
Bij de oorspronkelijke kruisgewelven, ontstaan door de kruising van twee halfcirkelvormige tongewelven, vormen de graatlijnen (omdat hun kruispunt even hoog ligt als de top van de gewelfbogen) een gestrekte ellips. Deze oefent een veel sterkere zijwaartse druk uit dan een cirkelvormige of verhoogde boog. Om deze reden begon men dan ook de diagonaalboog langzamerhand te verhogen.
Toen men de grote betekenis van de graatboog voor een doeltreffende ontlasting van het gewelf leerde beseffen besloot men ze evenals de dwarsgordels als naar voren komende diagonaalgordels uit te voeren en ze in het kruispunt met een sluitsteen samen te vatten. Hierdoor kwam het travee in een net van ribben te llggen waartussen de gewelfkappen met een geringere dikte konden worden gemetseld.


klik hier om naar boven te gaan



 

Zuilen:



zie   voor het Attisch basement het subonderwerp "De zuilen van de tempel" van het onderwerp "Griekse bouwkunst"
behorende bij dit onderdeel.

De crypte in de abdijkerk van Rolduc.

klik hier om naar boven te gaan



 

Steunpilaren:

Een pijler is een kolom of steunpilaar met traditioneel een vierkante of rechthoekige doorsnede, die een constructieve, dragende functie heeft in een bouwwerk, bijvoorbeeld bij het ondersteunen van een balk, boog of gewelf.
In tegenstelling tot een zuil, die een ronde doorsnede heeft, is bij een pijler het basement of kapiteel afwezig of eenvoudiger van vorm. Ook de bij zuilen gebruikelijke verjonging, het naar boven toe smaller worden, komt bij pijlers bijna niet voor.

Met de ontwikkeling van het gewelfgebouw krijgt ook de pijler een steeds rijkere bewerking
met rechthoekige pilasters en halve of driekwartzuilen ervoor in overeenstemming met de bovenliggende gewelfgordels en -ribben.


klik hier om naar boven te gaan



 

Triforium:

Het blinde gedeelte van de muur, boven de arcaden en onder de lichtbeuk van het middenschip, waartegen het zadeldak van de zijbeuk rust kreeg, om een kaal stuk muur op die plaats te voorkomen, een architectonisch sierelement:   het triforium genaamd.
In eerste instantie kwamen deze arcaden pal tegen de muur staan. We spreken dan van een blind triforium. Het belangrijkste doel van dit triforium was het ordenen van het hoge deel van het schip.


 
Door het overwelven van de zijbeuken ontstond er een ruimte boven het gewelf en onder het zadeldak welke benut werd om een smalle gang achter de oorspronkelijke blinde arcaden te creëren.
Deze gang bood de praktische oplossing om voor onderhoudswerkzaamheden op een simpele wijze hoog in de kerk te kunnen komen.

 
klik hier om naar boven te gaan


 

Schilderkunst:

De grote muurvlakken en de ongebroken gewelfvlakken in de romaanse kerken werden meestal voorzien van fresco schilderingen.
zie    het subonderwerp "Fresco's" van het onderwerp "(Binnen)wandschilderingen"
behorende bij het onderdeel "wanden - wandafwerking".

Vormgeving en stilering vertonen veel overeenkomst met de gebeeldhouwde tympaansculpturen boven deuropeningen.
Aanschouwelijk bijbelonderricht was belangrijker dan een fraaie compositie.

Elke religieuze voorstelling kreeg min of meer een vast schema. Hierdoor ontstond een vergroting van de herkenbaarheid.

Schilderingen abdijkerk van Saint-Savin-sur-Gartempe.

In Nederland bleef van de romaanse schilderkunst weinig bewaard. Zie onderstaande opsomming.


 


Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 09-05-2020

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
De opbouw van deze kerken:
klik hier om naar boven te gaan

HTS aantekeningen (1980):



klik hier om naar boven te gaan